Cognitieve flexibiliteit

4.

3.

2.

1.

Cognitieve flexibiliteit ontwikkel je door oefening, door zelf het goede voorbeeld te geven en door kinderen ruimte te geven om te ontdekken dat je altijd opnieuw kunt kiezen. Hier zijn een aantal manieren waarop je dat als volwassene kunt ondersteunen:

  • Vertel het kind dat gedachten invloed kunnen hebben op hoe je je voelt en dat je je sterker kan voelen door helpende gedachten. Je hoeft het niet al te uitgebreid uit te leggen, je wilt het kind vooral zelf het verschil laten ervaren.

  • Leg vervolgens een situatie voor, bijvoorbeeld een lastige situatie die het kind zelf heeft uitgekozen. Je kan een sociale situatie kiezen of iets anders, bijvoorbeeld:
    o Je hebt een onvoldoende gehaald voor een toets
    o Je zou buiten gaan zwemmen, maar het regent
    o Je had afgesproken met een vriend, maar die heeft afgezegd.

  • Formuleer zelf bij elke situatie twee gedachten, één helpende gedachte en één niet helpende gedachte.

  • Vraag het kind aan te geven welke gedachte helpend is en welke niet. Praat verder over waarom de ene gedachte helpend is en de andere niet.

  • Vraag het kind zich achtereenvolgens beide soorten gedachten voor te stellen. Hoe voelt het om een niet-helpende gedachte te hebben? En een helpende gedachte?

Je kan een volgende keer het kind zelf een situatie laten kiezen en proberen samen helpende gedachtes te bedenken.

Voor een kind kan het moeilijk zijn om een helder doel met bijbehorende stappen te bedenken. Een eerste oefening kan zich daarom richten op het verschil tussen kleine en grote stappen. Het helpt daarbij om een doel visueel te maken. Daarvoor kan je de ‘ladder-oefening’ gebruiken.

Teken een ladder met 6 treden op een vel papier. Geef het kind een aantal voorbeelden van doelen en laat het één doel uitkiezen om verder uit te werken, zoals:

Tip!

Wanneer je het kind deze stapjes ook daadwerkelijk uit laat voeren, behaalt het steeds kleine ‘successen’, wat het gevoel van zelfeffectiviteit kan vergroten!

Extra uitdaging

Pas het doel iets aan en laat het kind opnieuw de stappen opschrijven. Als je dit een aantal keer geoefend hebt, kun je het kind ook zelf een doel laten bedenken en de oefening herhalen.

Bespreek samen hoe je dit aan zou pakken en wat daarin grote of kleine stappen zouden zijn. Laat het kind boven aan de ladder het doel opschrijven, en begin vervolgens onderaan met het opschrijven van stappen. Helemaal onderaan komt de kleinste stap, helemaal bovenaan de grootste stap.

Een doel kunnen stellen is een vaardigheid die nauw samenhangt met cognitieve flexibiliteit en is een vorm van zelfregulatie. Door jezelf een doel te stellen, reguleer je je gedrag zodanig dat je dat doel kunt bereiken.

5.

6.

Doelen stellen

Iedereen heeft een onzichtbare koffer bij zich, met daarin overtuigingen over zichzelf en anderen. Bij kinderen die ingrijpende ervaringen hebben, zijn die overtuigingen vaak negatief. De animatie De onzichtbare koffer legt uit hoe die overtuigingen het kind kunnen beïnvloeden en hoe deze kunnen veranderen.

Bekijk de animatie samen en praat met het kind over wat het erin herkent en welke overtuigingen misschien niet kloppen en welke het aan kan passen.

Bekijk samen de animatie De onzichtbare koffer

Het omzetten van negatieve gedachtes in positieve gedachtes is één manier om een situatie op een andere manier te bekijken. Een eerste stap daarin is het kind te laten inzien hoe een helpende gedachte eruit kan zien. Gebruik bijvoorbeeld de volgende oefening:

Oefen helpende gedachtes

Laat kinderen nadenken over wat ze kunnen doen als iets niet lukt. Bijvoorbeeld: ‘Wat kun je doen als het potlood niet werkt?’ of ‘Wat zou je kunnen proberen als hij niet mee wil doen?’ Zo leren ze vooruitdenken en alternatieven bedenken.

Oefen met plan B

Laat kinderen merken dat het oké is als dingen anders lopen dan gepland. Reageer mild op veranderingen en benoem wat je zelf doet als iets anders gaat dan gedacht. Bijvoorbeeld: ‘Het regent, dus we kunnen niet naar buiten. Ik baal even, maar misschien is het ook leuk om een tent binnen te maken.’

Normaliseer verandering en onzekerheid

Als een kind vastzit in één gedachte of overtuiging, kun je vragen stellen als: Wat zou iemand anders hierover denken?’, ‘Is er ook een andere manier om ernaar te kijken?’ of ‘Wat zou er nog meer kunnen kloppen?’

Help kinderen meerdere perspectieven te zien

Hoe kan je kinderen helpen cognitieve flexibiliteit te ontwikkelen?

Ik wil goede cijfers op school

Ik wil beter worden in sport

Ik wil afspreken met andere kinderen

Ik wil dingen doen die ik leuk vind

Ik wil op tijd komen

'Toen ik leerde dat er meer dan één manier is om iets op te lossen, voelde ik me niet meer zo snel dom als iets niet meteen lukte.' (ervaringsdeskundige Tim)

Wat is cognitieve flexibiliteit?

Voor kinderen betekent dit bijvoorbeeld: ontdekken dat er meerdere manieren zijn om een taak op te lossen, leren omgaan met teleurstellingen of met plannen die veranderen of inzien dat een ander iets anders kan voelen of bedoelen dan jijzelf.

Cognitieve flexibiliteit is geen aangeboren eigenschap, maar een vaardigheid die je kan ontwikkelen. Vooral in de basisschoolleeftijd maken kinderen hierin grote stappen. Hun brein wordt dan beter in plannen, redeneren, alternatieven bedenken en regels loslaten als dat nodig is. Kinderen ontwikkelen deze vaardigheid echter niet vanzelf: zij hebben hiervoor tijd, ruimte én ondersteuning nodig.

Cognitieve flexibiliteit is het vermogen om je gedrag of denken aan te passen als de situatie daar om vraagt. Het is een vorm van bewuste emotieregulatie: bij tegenslag en stressvolle omstandigheden probeer je actief met ingewikkelde emoties om te gaan door na te denken over de verschillende kanten die een situatie kan hebben. Het gaat om het loslaten van oude denkpatronen en het kunnen schakelen naar nieuwe invalshoeken of oplossingen.

Cognitieve flexibiliteit betekent dat je op een andere manier naar situaties kunt kijken en nieuwe oplossingen vindt. Een belangrijke vaardigheid bij tegenslag en verandering.

Cognitieve flexibiliteit is essentieel voor veerkrachtig functioneren. Kinderen die flexibel kunnen denken, kunnen beter omgaan met teleurstellingen, veranderingen en onverwachte gebeurtenissen. Ze kunnen anders naar een probleem kijken en nieuwe oplossingen bedenken. Ook kunnen ze hun gedrag aanpassen aan wat de situatie vraagt, wat helpt in sociale interacties.

Flexibel denken helpt kinderen om negatieve ervaringen op een andere manier te interpreteren. In plaats van te blijven hangen in ‘ik kan dit niet’, kunnen ze denken: ‘ik heb het nog niet geleerd.’ Of in plaats van ‘iedereen is tegen mij’, kunnen ze overwegen: ‘misschien bedoelde die ander het niet zo.’ Dat geeft ruimte om te leren, te herstellen en verder te gaan – in plaats van vast te blijven zitten in frustratie of angst.

Cognitieve flexibiliteit versterkt bovendien andere veerkrachtvaardigheden zoals probleemoplossend vermogen, zelfregulatie en het zoeken van steun. Het helpt kinderen ook om meer perspectief te hebben op hun situatie en zichzelf, waardoor zij beter keuzes kunnen maken en minder snel overspoeld raken.

Hoe hangt cognitieve flexibiliteit samen met veerkracht?

‘Groei en inzicht door dingen buiten mijn comfortzone te doen’

‘Er zijn verschillende aspecten die mij hebben geholpen om veerkracht te ontwikkelen. Creativiteit speelt hierin een grote rol voor mij; het helpt me om mijn gedachten en emoties te uiten. Zelfontdekking is ook essentieel, ik vind het belangrijk om voortdurend te leren wie ik werkelijk ben. Door met anderen te blijven praten, voel ik me verbonden en kan ik mijn gedachten ordenen. Dingen buiten mijn comfortzone doen, brengt me groei en nieuwe inzichten. Tenslotte vind ik rust in mijn geloof. Ik vertrouw erop dat, wanneer ik op weg ga, de weg vanzelf verschijnt. Deze elementen samen geven me de kracht om door te gaan, wat er ook gebeurt.’ (Augeo Jongerentaskforce-lid Isa)

Kinderen die opgroeien in een onveilige of stressvolle omgeving hebben vaak minder gelegenheid gehad om cognitieve flexibiliteit te ontwikkelen. In een onvoorspelbare thuissituatie is het brein vooral bezig met overleven. Het reageert sneller met automatische, rigide patronen: vechten, vluchten of bevriezen. Een gevolg kan zijn dat zij star worden in hun denken: wat gisteren werkte om straf of conflict te vermijden, proberen ze vandaag weer – ook als de situatie veranderd is. Zo kan bijvoorbeeld extreem meegaand gedrag of altijd ‘ja’ zeggen een vaste reactie worden, terwijl dat niet altijd passend of helpend is.

Ook kunnen deze kinderen vaak moeilijk omgaan met veranderingen, onverwachte situaties of tegenstrijdige informatie. Ze houden vast aan routines of regels omdat dat een gevoel van zekerheid en controle geeft. Veranderingen kunnen dan bedreigend of overweldigend voelen. Cognitieve flexibiliteit vraagt juist dat je even stilstaat, reflecteert en je openstelt voor nieuwe invalshoeken – iets wat moeilijk is als je voortdurend gespannen of waakzaam bent.

Daarnaast ontwikkelen kinderen met veel stress of trauma soms starre overtuigingen over zichzelf (‘ik kan niks’, ‘het is altijd mijn schuld’) of de wereld (‘je kunt niemand vertrouwen’). Voor deze kinderen is het extra belangrijk dat zij leren dat gedachten kunnen veranderen, dat er altijd meerdere manieren zijn om naar iets te kijken, en dat je iets nieuws kunt proberen – ook als het spannend is.

Ingrijpende jeugdervaringen en cognitieve flexibiliteit

4.

3.

2.

1.

Cognitieve flexibiliteit ontwikkel je door oefening, door zelf het goede voorbeeld te geven en door kinderen ruimte te geven om te ontdekken dat je altijd opnieuw kunt kiezen. Hier zijn een aantal manieren waarop je dat als volwassene kunt ondersteunen:

  • Vertel het kind dat gedachten invloed kunnen hebben op hoe je je voelt en dat je je sterker kan voelen door helpende gedachten. Je hoeft het niet al te uitgebreid uit te leggen, je wilt het kind vooral zelf het verschil laten ervaren.

  • Leg vervolgens een situatie voor, bijvoorbeeld een lastige situatie die het kind zelf heeft uitgekozen. Je kan een sociale situatie kiezen of iets anders, bijvoorbeeld:
    o Je hebt een onvoldoende gehaald voor een toets
    o Je zou buiten gaan zwemmen, maar het regent
    o Je had afgesproken met een vriend, maar die heeft afgezegd.

  • Formuleer zelf bij elke situatie twee gedachten, één helpende gedachte en één niet helpende gedachte.

  • Vraag het kind aan te geven welke gedachte helpend is en welke niet. Praat verder over waarom de ene gedachte helpend is en de andere niet.

  • Vraag het kind zich achtereenvolgens beide soorten gedachten voor te stellen. Hoe voelt het om een niet-helpende gedachte te hebben? En een helpende gedachte?

Je kan een volgende keer het kind zelf een situatie laten kiezen en proberen samen helpende gedachtes te bedenken.

Voor een kind kan het moeilijk zijn om een helder doel met bijbehorende stappen te bedenken. Een eerste oefening kan zich daarom richten op het verschil tussen kleine en grote stappen. Het helpt daarbij om een doel visueel te maken. Daarvoor kan je de ‘ladder-oefening’ gebruiken.

Teken een ladder met 6 treden op een vel papier. Geef het kind een aantal voorbeelden van doelen en laat het één doel uitkiezen om verder uit te werken, zoals:

Tip!

Wanneer je het kind deze stapjes ook daadwerkelijk uit laat voeren, behaalt het steeds kleine ‘successen’, wat het gevoel van zelfeffectiviteit kan vergroten!

Extra uitdaging

Pas het doel iets aan en laat het kind opnieuw de stappen opschrijven. Als je dit een aantal keer geoefend hebt, kun je het kind ook zelf een doel laten bedenken en de oefening herhalen.

Bespreek samen hoe je dit aan zou pakken en wat daarin grote of kleine stappen zouden zijn. Laat het kind boven aan de ladder het doel opschrijven, en begin vervolgens onderaan met het opschrijven van stappen. Helemaal onderaan komt de kleinste stap, helemaal bovenaan de grootste stap.

Een doel kunnen stellen is een vaardigheid die nauw samenhangt met cognitieve flexibiliteit en is een vorm van zelfregulatie. Door jezelf een doel te stellen, reguleer je je gedrag zodanig dat je dat doel kunt bereiken.

5.

6.

Doelen stellen

Iedereen heeft een onzichtbare koffer bij zich, met daarin overtuigingen over zichzelf en anderen. Bij kinderen die ingrijpende ervaringen hebben, zijn die overtuigingen vaak negatief. De animatie De onzichtbare koffer legt uit hoe die overtuigingen het kind kunnen beïnvloeden en hoe deze kunnen veranderen.

Bekijk de animatie samen en praat met het kind over wat het erin herkent en welke overtuigingen misschien niet kloppen en welke het aan kan passen.

Bekijk samen de animatie De onzichtbare koffer

Het omzetten van negatieve gedachtes in positieve gedachtes is één manier om een situatie op een andere manier te bekijken. Een eerste stap daarin is het kind te laten inzien hoe een helpende gedachte eruit kan zien. Gebruik bijvoorbeeld de volgende oefening:

Oefen helpende gedachtes

Laat kinderen nadenken over wat ze kunnen doen als iets niet lukt. Bijvoorbeeld: ‘Wat kun je doen als het potlood niet werkt?’ of ‘Wat zou je kunnen proberen als hij niet mee wil doen?’ Zo leren ze vooruitdenken en alternatieven bedenken.

Oefen met plan B

Laat kinderen merken dat het oké is als dingen anders lopen dan gepland. Reageer mild op veranderingen en benoem wat je zelf doet als iets anders gaat dan gedacht. Bijvoorbeeld: ‘Het regent, dus we kunnen niet naar buiten. Ik baal even, maar misschien is het ook leuk om een tent binnen te maken.’

Normaliseer verandering en onzekerheid

Als een kind vastzit in één gedachte of overtuiging, kun je vragen stellen als: Wat zou iemand anders hierover denken?’, ‘Is er ook een andere manier om ernaar te kijken?’ of ‘Wat zou er nog meer kunnen kloppen?’

Help kinderen meerdere perspectieven te zien

Hoe kan je kinderen helpen cognitieve flexibiliteit te ontwikkelen?

Ik wil goede cijfers op school

Ik wil beter worden in sport

Ik wil afspreken met andere kinderen

Ik wil dingen doen die ik leuk vind

Ik wil op tijd komen

Cognitieve flexibiliteit is essentieel voor veerkrachtig functioneren. Kinderen die flexibel kunnen denken, kunnen beter omgaan met teleurstellingen, veranderingen en onverwachte gebeurtenissen. Ze kunnen anders naar een probleem kijken en nieuwe oplossingen bedenken. Ook kunnen ze hun gedrag aanpassen aan wat de situatie vraagt, wat helpt in sociale interacties.

Flexibel denken helpt kinderen om negatieve ervaringen op een andere manier te interpreteren. In plaats van te blijven hangen in ‘ik kan dit niet’, kunnen ze denken: ‘ik heb het nog niet geleerd.’ Of in plaats van ‘iedereen is tegen mij’, kunnen ze overwegen: ‘misschien bedoelde die ander het niet zo.’ Dat geeft ruimte om te leren, te herstellen en verder te gaan – in plaats van vast te blijven zitten in frustratie of angst.

Cognitieve flexibiliteit versterkt bovendien andere veerkrachtvaardigheden zoals probleemoplossend vermogen, zelfregulatie en het zoeken van steun. Het helpt kinderen ook om meer perspectief te hebben op hun situatie en zichzelf, waardoor zij beter keuzes kunnen maken en minder snel overspoeld raken.

Hoe hangt cognitieve flexibiliteit samen met veerkracht?

‘Groei en inzicht door dingen buiten mijn comfortzone te doen’

‘Er zijn verschillende aspecten die mij hebben geholpen om veerkracht te ontwikkelen. Creativiteit speelt hierin een grote rol voor mij; het helpt me om mijn gedachten en emoties te uiten. Zelfontdekking is ook essentieel, ik vind het belangrijk om voortdurend te leren wie ik werkelijk ben. Door met anderen te blijven praten, voel ik me verbonden en kan ik mijn gedachten ordenen. Dingen buiten mijn comfortzone doen, brengt me groei en nieuwe inzichten. Tenslotte vind ik rust in mijn geloof. Ik vertrouw erop dat, wanneer ik op weg ga, de weg vanzelf verschijnt. Deze elementen samen geven me de kracht om door te gaan, wat er ook gebeurt.’ (Augeo Jongerentaskforce-lid Isa)

Kinderen die opgroeien in een onveilige of stressvolle omgeving hebben vaak minder gelegenheid gehad om cognitieve flexibiliteit te ontwikkelen. In een onvoorspelbare thuissituatie is het brein vooral bezig met overleven. Het reageert sneller met automatische, rigide patronen: vechten, vluchten of bevriezen. Een gevolg kan zijn dat zij star worden in hun denken: wat gisteren werkte om straf of conflict te vermijden, proberen ze vandaag weer – ook als de situatie veranderd is. Zo kan bijvoorbeeld extreem meegaand gedrag of altijd ‘ja’ zeggen een vaste reactie worden, terwijl dat niet altijd passend of helpend is.

Ook kunnen deze kinderen vaak moeilijk omgaan met veranderingen, onverwachte situaties of tegenstrijdige informatie. Ze houden vast aan routines of regels omdat dat een gevoel van zekerheid en controle geeft. Veranderingen kunnen dan bedreigend of overweldigend voelen. Cognitieve flexibiliteit vraagt juist dat je even stilstaat, reflecteert en je openstelt voor nieuwe invalshoeken – iets wat moeilijk is als je voortdurend gespannen of waakzaam bent.

Daarnaast ontwikkelen kinderen met veel stress of trauma soms starre overtuigingen over zichzelf (‘ik kan niks’, ‘het is altijd mijn schuld’) of de wereld (‘je kunt niemand vertrouwen’). Voor deze kinderen is het extra belangrijk dat zij leren dat gedachten kunnen veranderen, dat er altijd meerdere manieren zijn om naar iets te kijken, en dat je iets nieuws kunt proberen – ook als het spannend is.

Ingrijpende jeugdervaringen en cognitieve flexibiliteit

Cognitieve flexibiliteit

'Toen ik leerde dat er meer dan één manier is om iets op te lossen, voelde ik me niet meer zo snel dom als iets niet meteen lukte.' (ervaringsdeskundige Tim)

Wat is cognitieve flexibiliteit?

Voor kinderen betekent dit bijvoorbeeld: ontdekken dat er meerdere manieren zijn om een taak op te lossen, leren omgaan met teleurstellingen of met plannen die veranderen of inzien dat een ander iets anders kan voelen of bedoelen dan jijzelf.

Cognitieve flexibiliteit is geen aangeboren eigenschap, maar een vaardigheid die je kan ontwikkelen. Vooral in de basisschoolleeftijd maken kinderen hierin grote stappen. Hun brein wordt dan beter in plannen, redeneren, alternatieven bedenken en regels loslaten als dat nodig is. Kinderen ontwikkelen deze vaardigheid echter niet vanzelf: zij hebben hiervoor tijd, ruimte én ondersteuning nodig.

Cognitieve flexibiliteit is het vermogen om je gedrag of denken aan te passen als de situatie daar om vraagt. Het is een vorm van bewuste emotieregulatie: bij tegenslag en stressvolle omstandigheden probeer je actief met ingewikkelde emoties om te gaan door na te denken over de verschillende kanten die een situatie kan hebben. Het gaat om het loslaten van oude denkpatronen en het kunnen schakelen naar nieuwe invalshoeken of oplossingen.

Cognitieve flexibiliteit betekent dat je op een andere manier naar situaties kunt kijken en nieuwe oplossingen vindt. Een belangrijke vaardigheid bij tegenslag en verandering.